Na jaren van selectie op enkel melkproductie werd al in de jaren negentig van de vorige eeuw het economische belang van levensduur in de melkveefokkerij duidelijk. De verkoop van een koe levert immers minder op dan de opfok van een jonge vaars kost en de verdeling van opfokkosten over een hogere levensproductie is economisch voordeliger. Daarnaast bereikt de gemiddelde melkkoe pas in de vierde lactatie de hoogste melkproductie.
Levensduur werd dan ook al vroeg opgenomen in de NVI-formule en heeft sindsdien daarin een belangrijk aandeel. Figuur 1 laat zien dat de dochters van stieren met een hoge fokwaarde voor levensduur gemiddeld ook daadwerkelijk een langere levensduur hebben en dat fokken op levensduur dus effect heeft. Hoewel door selectie de fokwaarde voor levensduur al jarenlang gestaag stijgt, was die ontwikkeling in de praktijk tot voor kort niet goed zichtbaar.
Managementkeuzes van veehouders bepalen voor een belangrijk deel de daadwerkelijk gerealiseerde levensduur van koeien. Deze managementkeuzes kunnen sterk worden beïnvloed door veranderende wet- en regelgeving. De toename in levensduur van afgelopen jaar laat zien dat een hogere genetische aanleg zich onder de juiste omstandigheden wel degelijk vertaalt in een hogere levensduur.
Leave a Reply