U herkent het misschien: de koe die altijd zo veel melk geeft is niet fit aan het begin van de lactatie. Ze produceert minder, heeft weinig eetlust en oogt sloom. De alarmbellen gaan rinkelen. Wijst dit op slepende melkziekte, ook wel ketose genaamd?
Dat voorkomen beter is dan genezen geldt zeker voor ketose. Een optimaal rantsoen kan veel ellende voorkomen. Toch is de ene koe er vatbaarder voor dan de andere. Mogelijk hebt u bepaalde koefamilies die vaker last van ketose hebben. Dit komt doordat de aandoening erfelijk is.
Naast seizoen van afkalven, management en pariteit speelt ook genetica een rol bij het krijgen van deze ziekte. De erfelijkheidsgraad is ongeveer 20%. Dat betekent dat u via de fokkerij de kans op ketose aanzienlijk kunt verkleinen.
Hoe werkt dat?
Vanaf april 2020 publiceert het stamboek van elke stier de fokwaarde ketose. Een score groter dan 100 betekent dat nakomelingen van de stier minder kans op ketose hebben. Gemiddeld krijgt 11% van de koeien ketose en bij oudere dieren is die kans zelfs 24%. Door stieren te gebruiken met een hoge fokwaarde voor ketose zorgt u dat uw veestapel hier minder vatbaar voor is en neemt het aantal probleemkoeien af.
Flinke verschillen
Krijgen dochters van een stier met fokwaarde 108 dan nooit meer slepende melkziekte? Helaas, ook zij kunnen het krijgen. Maar het percentage is wel aanzienlijk lager dan van dochters van stieren met een fokwaarde van 92 of nog lager.
In de volgende figuur zien we dat slechts 8% van de nakomelingen van stieren met fokwaarde 108 of hoger slepende melkziekte krijgt in de derde lactatie, in tegenstelling tot 23% van de nakomelingen van stieren met een fokwaarde 92 of lager. In een koppel met 100 oudere koeien is dit toch een verschil van 15 koeien. Zo biedt de fokkerij u een eenvoudig handvat om het percentage ketose in uw melkveestapel terug te dringen.
Ketose is een van de meest voorkomende stofwisselingsstoornissen bij melkvee in de eerste 60 dagen na afkalven. De koe raakt in een negatieve energiebalans, doordat ze niet voldoende energie uit voer kan opnemen voor de toenemende melkproductie. Het gevolg is dat ze haar eigen vetreserves aanspreekt. Een beetje lichaamsreserves gebruiken is heel normaal, dit komt er tijdens de lactatie wel weer bij. Het gaat mis als grote hoeveelheden lichaamsvet gemobiliseerd worden. In dit proces worden ketonlichamen in de vorm van aceton en beta-hydroxyboterzuur (bhbz) aangemaakt, die een negatief effect op de eetlust hebben.
Wat zijn de gevolgen?
Ketose komt met name voor bij oudere koeien en kan leiden tot een daling van de melkproductie en een lager eiwitgehalte in de melk. Door de afbraak van lichaamsvet stijgt het vetgehalte in de melk. De kans op verdere gezondheidsproblemen neemt enorm toe, denk aan uierontsteking, lebmaagverdraaiing en verminderde vruchtbaarheid. Al met al kan ketose een flinke kostenpost zijn.
Leave a Reply